Conclusie

Na dit onderzoek zowel in de literatuur als in de praktijk, is het tijd om terug te gaan naar waar het allemaal om begonnen is, namelijk naar de onderzoeksvraag:

 

Hoe kan muziek op een volwaardig muzikale wijze toegankelijk

gemaakt worden voor mensen met een auditieve beperking?

 

Het antwoord op deze vraag is: Begin bij het onderwijzen van muziek aan mensen met een auditieve beperking bij het begin van het begin en heb oog voor hun bijzondere mogelijkheden en muzikale capaciteiten. Leer in te zien dat muziek op zeer veel verschillende manieren waargenomen kan worden en gebruik al deze mogelijkheden bij het geven van muziekles aan doven.

 

Mensen met een auditieve beperking zijn in staat om muziek te maken en daaraan plezier te beleven en er zijn wat dat betreft geen grote verschillen met het muziekonderwijs voor horenden. De muzieklessen hoeven zeker niet in te boeten aan muzikaliteit omwille van de auditieve beperking. Er moet echter wel op een passende manier lesgegeven worden aan deze leerlingen en er moet rekening gehouden worden met de andere manier van muziek waarnemen, die deze leerlingen bezitten en gebruiken.

 

Het rekening houden met de auditieve beperking mag niet ten koste gaan van de muzikaliteit en de eisen, die in de muziekles gesteld worden aan de kwaliteit van de gemaakte muziek, moeten niet naar beneden worden bijgesteld. De docent moet zich ervan bewust zijn dat de leerlingen op verschillende manieren de muziek zullen waarnemen namelijk behalve voor sommigen voor een klein deel auditief ook tactiel, kinesthetisch en visueel. In muzieklessen voor doven moet het accent vooral liggen op de laatste drie vormen van waarneming.

 

Elk muzikaal element moet benaderd worden vanuit deze drie vormen van waarneming en zodoende tactiel, kinesthetisch en visueel ervaren kunnen worden door de leerling. Hierbij moet begonnen worden bij de basis van muziek en dat zijn de trillingen. Vanaf de basis van het ervaren van het verschil tussen geluid en stilte moet er in geleidelijke stappen gewerkt worden aan het ervaren en begrijpen van muzikale elementen zoals dynamiek, ritme, toonhoogte, klankkleur en harmonie.

 

Het visuele heeft in dit proces van het leren musiceren voor doven een vooral ondersteunende en uitleggende rol en moet niet het doel op zich zijn. Het muzikale moet bovenal bestaan uit het voelen van de diverse trillingen van de muziek en het ervaren van  de beweging van de ritmes en klanken tijdens het spelen.

 

Om muziek voor doven een volwaardige ervaring te maken die alle elementen heeft die muziek voor horenden ook heeft, moet er aandacht besteed worden aan songwriting in gebarentaal. De muziek die met de instrumenten, de stem en bodypercussion gemaakt word, kan gecombineerd worden met een in gebarentaal geschreven songtekst. Het is belangrijk dat de songtekst geschreven is op een muzikale manier, gebruikmakend van rijm, ritme, metrum en expressie.

 

De uitvoering van de song in gebarentaal in combinatie met het ritme van de band zal muziek voor doven een totaalervaring geven waarin alle elementen van muziek recht gedaan worden. Op deze manier zal muziek maken een uitdagende en expressieve bezigheid zijn voor mensen met een auditieve beperking waarbij zij een volwaardig muzikale ervaring zullen hebben.

 

Evaluatie op het doel van het onderzoek

 

Het doel van dit onderzoek was om het muziekonderwijs voor doven in kaart te brengen en de mogelijkheid van muzieklessen voor doven op scholen en daarbuiten aan te tonen. Daarnaast was mijn doel om een aanvulling te doen op het bestaande muziekonderwijs voor doven om hen een meer volledige muzikale ervaring te laten hebben.

 

Het in kaart brengen van het muziekonderwijs voor doven in Nederland was lastig en ondanks vele mails en telefoongesprekken was het moeilijk een beeld te krijgen van de situatie. Ondanks dat heb ik wel contact gehad met alle doveninstituten en daar met iemand kunnen spreken waarvan ik twee van de vijf instituten ook daadwerkelijk een muziekdocent heb kunnen spreken. Vooral heb ik het andere aanbod buiten de scholen om, dus in het uitgaansleven, goed kunnen onderzoeken en ben naar diverse voorstellingen en eventementen geweest om daar te kunnen zien en ervaren wat er gedaan wordt voor doven in het kader van muziek. Ik kan stellen dat dit doel wat ik mij gesteld heb behaald is, met de kanttekenening dat het zou kunnen zijn dat ik, vanwege de lastige bereikbaarheid van de scholen en de informatie, misschien daarin niet geheel volledig heb kunnen zijn.

 

In mijn stages, zowel in Nederland en Bolivia, heb ik ervaring opgedaan met het lesgeven en daar gezien hoe noodzakelijk en nuttig muziekonderwijs kan zijn op dovenscholen en dat er heel veel mogelijkheden zijn op dit gebied. Aan de hand van mijn lessen en het onderzoek op de scholen heb ik het concept ontwikkeld van de ritmeband met de gebarensongs. Hierbij heb ik gelet op alle muzikale elementen zoals horenden die ervaren in muziek en ik heb deze vertaald naar de wereld van een doof persoon.

 

Uiteraard is er nog veel meer te experimenteren op dit gebied en staat het onderzoek naar de mogelijkheden nog in de kinderschoenen maar met de kennis en mogelijkheden die ik tot mijn beschikking had, kan ik concluderen dat hetgene wat ik mij hierin ten doel heb gesteld, voldoende is om docenten die het vak muziek willen geven op een dovenschool, handvaten te geven bij het zich inleven in de muzikale wereld van doven en het lesgeven.

 

Discussie

 

Het grootste deel van mijn onderzoek heeft plaatsgevonden in Bolivia. Door de beperkte faciliteiten op de plek van mijn onderzoek, zijn er wel onderdelen geweest die ik graag verder had willen uitdiepen maar daar niet de mogelijkheid voor heb gehad. Het ontbreken van deze faciliteiten heeft de mogelijkheden van wat onderzocht kon worden wel beinvloed.

 

Een moeilijkheid was het beperkte instrumentarium. Er was op de school geen piano aanwezig en vrij weinig andere instrumenten. Uiteindelijk heb ik zelf wat instrumenten gekocht maar een piano is er nooit gekomen. Ik had heel graag meer onderzoek willen doen naar het gebruik van een piano in de muziekles, met name voor het werken met toonhoogtes, maar dat heb ik dus niet kunnen doen. Ik heb wel wat gedaan met gitaar en met een mond-piano, maar dat was niet precies wat ik had willen doen. Verder was de tijd die ik uiteindelijk kon lesgeven aan de leerlingen beperkt tot 40-50 minuten per klas per week. Vaak waren er ook stakingen, wegblokkades en vakanties waardoor het zo kon voorkomen dat ik maar twee keer per maand lesgaf aan een bepaalde klas. De vorderingen en het opbouwen van iets in zo weinig tijd is erg moeilijk en af en toe moest je bijna weer bij het begin beginnen met uitleggen en ophalen van de stof die de vorige les was behandeld.

 

Verder wil ik nog de opmerking plaatsen dat de omstandigheden wat betreft doven in Bolivia heel anders is dan in Nederland. In Nederland zijn er heel weinig doven die, zoals in Bolivia, ‘niks’ kunnen horen en geen hoorapparatuur gebruiken. Ook dit heeft invloed gehad op de uitkomsten van mijn onderzoek en op de voorbeelden en oefeningen die ik heb beschreven. Niet alles zal dus toepasbaar zijn op Nederlandse scholen waar kinderen zitten met gehoorproblemen. In Nederland zouden de oefening misschien beter toepasbaar zijn als tijdens de muziekles er geen gebruik gemaakt zou worden van de gehoorapparatuur (mits de leerlingen en de ouders daarmee akkoord zouden gaan).

 

Aanbevelingen

 

In de toekomst zou ik verder onderzoek zeker aanbevelen. Een aantal elementen van dit onderzoek zouden uitgediept kunnen worden. Ik heb het dan over de volgende elementen die wegens de omstandigheden waarin mijn onderzoek heeft plaatsgevonden en het ontbreken van bepaalde faciliteiten, in mijn onderzoek niet goed onderzocht hebben kunnen worden:

  • De gevoeligheid van doven voor toonhoogte en harmonie (samenklanken en akkoorden) en of er relatie is tussen de frequentie van de toon en   waar de toon in het lichaam wordt waargenomen.
  • De mogelijkheden van het leren gebruiken van de zangstem en vocale training van doven met als doel vocaal muziek te maken.
  • De mogelijkheden van diverse instrumenten die ik tijdens mijn onderzoek niet tot mijn beschikking had waarvan de belangrijkste: de piano maar ook instrumenten zoals de saxofoon, drums,  de cello en de viool.

 

Verder zou ik ook een onderzoek aanbevelen waarin meer tijd per week aan de leerlingen aangeboden zou worden in een gestructureerd muziekprogramma en over een langere periode om beter de effecten te kunnen zien van een dergelijk muziekprogramma en beter te kunnen zien hoe de de muzikale vaardigheden van de leerlingen zich gedurende de jaren ontwikkelen. Het beste zou zijn om een groep leerlingen te volgen vanaf bijvoorbeeld 6 tot 12 jaar tijdens de muziekles en te kijken naar de mogelijkheden bij elke leeftijd en de vorderingen die deze leerlingen maken gedurende deze jaren op muzikaal gebied.

 

Deze resultaten zouden dan vergeleken kunnen worden met een groep horende leerlingen die dezelfde muzieklessen gevolgd hadden waarbij dus veel aandacht zou worden besteed aan het voelen van trillingen (in dit geval in combinatie met het horen) en een groep horende leerlingen die muzieklessen kregen van een andere docent op de auditieve manier. Interessant zou zijn te weten te komen of de horende leerlingen ook baat hebben bij een muziekles waarbij het accent ligt op tactiel en kinesthetisch waarnemen van muziek en of deze leerlingen dan uiteindelijk even gevoelig, minder gevoelig of gevoeliger zullen zijn voor de trillingen op diverse frequenties en sterktes als de dove leerlingen.